Historische bronnen

                                                   ‘De tijd is als het ware maar op de tenen te benaderen, of is dat te moeilijk?’ ( brief)

Keuze uit boeken en naslagwerken, die de schrijfster raadpleegde met verwijzingen naar auteurs, die deze bronnen traceerden in haar werk. Ze had persoonlijk contact met de hier genoemde  Jeanne de Loos, Rob Nieuwenhuys, Theo Pigeaud, F.J.P.Sachse en Johan van der Woude. De hier en elders genoemde boeken uit de koloniale collectie van het Tropeninstituut in Amsterdam ( KITLV) zijn sinds 2014 door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen overgedaan aan de Universiteitsbibliotheek van Leiden, via de catalogi aldaar in te zien.

Babad Tanah Djawi in proza: Javaansche geschiedenis, loopende tot het jaar 1647 der Javaansche jaartelling. In opdracht van het Koninklijk Instituut voor taal- land- en volkenkunde van Ned. Indië naar de uitgave van J.J. Meinsma in het Nederlands vertaald door W.L. Olthof. Den Haag, 1941.

Zie op deze site het artikel van Prof. Reinier Salverda. ‘De dingen en hun verhaal’  waarin verbanden worden gelegd tussen de Babad Tanah Djawi en ‘Dit is het verhaal van Oji’, een kraton verhaal uit de bundel De kist van Maria Dermoût. Te lezen in Michiel van Kempen, Piet Verkruysse en Adrienne Zuiderweg. Wandelaar onder de palmen. Opstellen over koloniale en postkoloniale literatuur, 213- 226, Leiden, 2004.* En bij Els Bogaerts ‘De invloed van de Javaanse literatuur op het werk van Maria Dermoût. De Babad Tanah Jawi en ‘Dit is het verhaal van Oji’ en ‘De Zuidzee’ in: Darmojuwono Setiawati: Lilie Suratminto en Kees Groeneboer (red.), Duapuluh lima tahun Studi Belanda di Indonesia: Vijfentwintig jaar studie Nederlands in Indonesië, 275-292. Jakarta, 1996. 

Hieronder het gehele artikel van Prof. Reinier Salverda en de illustratie bij zijn verhaal daarboven.  

Oost Javaans bronzen beeldje van een man en een vrouw (10e-12e eeuw). Salverda wilde aannemelijk maken dat Dermoût bij het schrijven van ‘Dit is het verhaal van Oji’ dit beeldje voor ogen moet hebben gehad. (Rijksmuseum, Amsterdam)

Klik om het bestand te openen

klik op de afbeelding om het bestand te openen

Brom, Gerard. Java in onze kunst. Rotterdam, 1931.

De beschrijving van de Indische kunst ziet men overal in haar  werk. E.M.Beekman vermeldt de invloed van Brom’s boek in ‘Maria Dermoût (1888-1962): Het instinct van ons hart.’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950, 694. Amsterdam, 1998. Ook bij Rob Nieuwenhuys.’Maria Dermoût. Steeds weer aan denken’ In: Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 133. Amsterdam, 1972 en in het artikel van Reinier Salverda. ‘De dingen en hun verhaal.*(Voor Beekman en Nieuwenhuys zie www.dbnl.org.,  )

Coomaraswamy, Ananda K. Buddha and the gospel of Buddhism. New York, 2003. (1964, 1916)

Zie het verhaal ‘De boeddharing’ uit de bundel De juwelen haarkam en de boeddhistische verwijzingen in haar hele werk te lezen bij E.M. Beekman. ‘Afterword and notes’ In: Maria Dermoût. The ten thousand things, 293, 294, 295. Amherst, 1983. Ook bij E.M. Beekman: ’Maria Dermoût (1888-1962): Het instinct van ons hart.’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950, 672. Amsterdam, 1950. ( voor Beekman zie www.dbnl.org., )

Encyclopaedie van Nederlands Indië, onder redactie van D.G. Stibbe e.a. 4 dln. Den Haag, 1917 – 1939.

De beschrijving van de flora, fauna, bergen en vulkanen, volken en ‘dingen’ hier opgetekend, zijn in haar hele werk te vinden zie E.M. Beekman.’Maria Dermoût (1888-1962): Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950, 694. Amsterdam, 1998.  En bij Kester Freriks. Geheim Indië Het leven van Maria Dermoût 1888-1962, 131. Amsterdam, 2000. ( voor Beekman en Freriks o.a. www. dbnl.org. )

Geertz, Clifford. The religion of Java. Chicago, 1960.

Het religieuze en filosofische gedachten goed op Java door Clifford Geertz opgetekend vormen de achtergrond in haar hele werk na te lezen bij E.M. Beekman.’Maria Dermoût (1888-1962): Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands- Indië 1600-1950, 231-233, 495. Amsterdam, 1998  en bij het nawoord en de noten, die Beekman bij Maria Dermoûts The ten thousand things (Amherst, 1983) schreef. Verder bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût (1888-1962), 340. Amsterdam,2000. ( voor Beekman en Freriks o.a.  www.dbnl.org.)

Groneman, Dr. Isaac. De Tjandi Baraboedoer op Midden-Java. Semarang, 1902.

Zie de beschrijving van reliëfs en beelden van de Borobudur en de betekenis daarvan in ‘De boeddharing’ uit de bundel De juwelen haarkam. De gegevens uit Groneman’s boek over de verschillende handhoudingen van de Buddha in dit verhaal verweven komt men ook tegen bij  Els Bogaerts. ‘Tussen tekst en herinnering. Maria Dermoûts Java.’ Indische letteren 15, nr. 69 (2000): 59-62.

Het volledige artikel hieronder.

Klik om te openen

Klik op de afbeelding om het bestand te openen

Ook bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût 1888-1962, 344. Amsterdam, 2000 en bij Rob Nieuwenhuys. Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 201-205. Amsterdam, 1972. Verder wordt Groneman genoemd in het  artikel van Reinier Salverda ‘De dingen en hun verhaal’ op deze site.* (voor  Freriks en Nieuwenhuys zie o.a. www.dbnl.org.)

Haan, F. de. Oud Batavia. 3 dln., Batavia, 1922-1923.

Maria Dermoût gebruikt de gegevens uit dit standaardwerk van F. de Haan in haar hele werk zie E.M. Beekman. ‘Maria Dermoût ( 1888-1962): Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950, 695. Amsterdam, 1998  en in de tent.cat. De Nederlandse ontmoeting met Azië 1600- 1950. Samenstelling Kees Zandvliet e.a., 441. Amsterdam, 2000. ( voor Beekman zie www.dbnl.org.)

Hien, H.A. van. De Javaansche geestenwereld en de betrekking die tusschen de geesten en de zinnelijke wereld bestaat. 4 dln., Semarang, Bandoeng, 1913 (1896).

In haar hele werk spelen magische krachten en bezielde voorwerpen een grote rol. Hierover had zij het een en ander gelezen in van Hien’s werk. Hij komt als ‘de oude meneer’ voor in Nog pas gisteren. Zie ook bij E.M. Beekman ‘Maria Dermoût (1888-1962): Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600- 1950,283, 284. Amsterdam, 1998 en Els Bogaerts. ‘Tussen tekst en herinnering. Maria Dermoûts Java.’ Indische letteren 15, nr. 69 (2000): 64 – op deze site. En bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût 1888-1962, 344. Amsterdam, 2000 en Rob Nieuwenhuys. ‘Maria Dermoût. Steeds weer aan denken’ In: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 462. Amsterdam, 1972. ( voor Beekman, Freriks  en Nieuwenhuys zie o.a. www.dbnl.org.,

Huxley, Aldous. The perennial philosophy. New York, 1970 (1944).

Zie het citaat boven De tienduizend dingen: ‘Wanneer de tienduizend dingen gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot het begin waar wij altijd geweest zijn’ van de taoïstische dichter Ts’ên Shên uit de achtste eeuw dat Maria uit het boek van Aldous Huxley overnam en zelf vertaalde. Meer over het taoïsme in haar werk te lezen bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût (1888-1962), 127, 128, 130, 205, 218, 219. Amsterdam, 2000  en bij Guus Houtzager. Het een-én-het ander over De tienduizend dingen van Maria Dermoût, 46-53. Leiden, 1991. Zie zijn volledig essay hieronder.

Klik om te openen

Klik op te openen

( voor Freriks en Houtzager o.a. www.dbnl.org., voor Huxley wikipedia.: Nederlands, Engels, Frans, Duits etc.)

Junghuhn, Franz Wilhelm. Java’s onuitputtelijke natuur. Reisverhalen, tekeningen en fotografieën (c.1885). Keuze en toelichting van Rob Nieuwenhuys en Frits Jacquet. Alphen a.d. Rijn, 1980.

Maria Dermoût had al in Semarang de boeken van Junghuhn gelezen en bewonderd. Zijn beschrijving van het Dièng plateau, het hart van het oude Hindoe rijk op Java, gebruikte ze in Nog pas gisteren en in het verhaal ‘De kist’ uit de gelijknamige bundel. Te lezen bij E.M. Beekman. ‘Maria Dermoût (1888-1962). Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands- Indië 1600- 1950, 157-211. Amsterdam, 1998  en bijRob Nieuwenhuys. ‘Maria Dermoût. Steeds weer aan denken’ In: Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 107-118. Amsterdam,1972.( voor Beekman en Nieuwenhuys zie o.a. www.dbnl.org. , voor Junghuhn  wikipedia.: vele talen w.o. Bahasa Indonesia)

264px-Junghuhn_Pet_Mitt 300px-Junghuhn_Plateau_Dieng
Franz Junghuhn (1809-1864), arts,botanicus, geograaf, geoloog landmeter en ontdekkingsreiziger  (kitlv) Dièngplateau tekening uit Junghuhn’s Java-album     (kitlv)

Krom, N.J. Inleiding tot de Hindoe- Javaansche kunst. 3dln., Den Haag, 1923.

In Nog pas gisteren beschrijft Maria Dermoût een paar oude stenen beeldjes van Shiva en Ganeesha uit het oude Hindoe rijk en in haar kratonverhalen worden gamelans, krissen, sieraden  en wajangpoppen beschreven.Te lezen bij E.M.Beekman. ‘Maria Dermoût (1888-1962). Het instinct van ons hart.’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950, 696. Amsterdam, 1998 en bij Rob Nieuwenhuys. ‘Maria Dermoût.Steeds weer aan denken’ In: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 132. Amsterdam, 1972. Ook in het  artikel van Reinier Salverda. ‘De dingen en hun verhaal’* waarin hij dit boek van Prof. N.J. Krom aanhaalt en aannemelijk maakt dat Maria Dermoût gegevens uit zijn boek overnam, op deze site.  En in de tent. cat. De Nederlandse ontmoeting met Azië 1600- 1950. Samenstelling Kees Zandvliet e.a., 443. Amsterdam, 2003. (Voor Beekman en Nieuwenhuys zie o.a. www.dbnl.org., )

Kruyt, A.C. Het animisme in den Indischen archipel. Den Haag, 1906.

Dermoûts beschrijving van ‘bezielde dingen’ in haar korte verhalen en haar romans hebben te maken met het animistisch volksgeloof dat uitgebreid door A.C. Kruyt beschreven wordt. Zie Kester Freriks in zijn biografie Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût (1888-1962), 341. Amsterdam, 2000  en Guus Houtzager. Het een-én- het ander over De tienduizend dingen van Maria Dermoût, 41-53, 60. Leiden, 1991. Op deze site.  Ook bij Marie Hélène Thiam. ‘Een wereld vol geesten. Het Moluks animistisch volksgeloof.’ Indische letteren 15, nr. 69 (2000): 68-78. Fragment hieronder. (voor Freriks en Houtzager o.a. www.dbnl.org.)

Fragment artikel Marie Hélène Thiam, p. 74-76.

De intrigerende personage van de bibi speelt een sleutelrol in het verloop van het verhaal. Haar aanwezigheid speelt op twee manieren een rol in de dood van Himpies. In de eerste plaats wijst de bibi vooruit naar Himpies’dood, en in de tweede plaats vormt zij er de aanleiding toe: ze veroorzaakt zijn dood door middel van zwarte magie. Het doden van Himpies door een berg-Alfoer is als het ware voorgeprogrammeerd geweest door deze tovenares.

In De tienduizend dingen wordt de bibi – zo wordt zij genoemd – eerst aan de lezer voorgesteld als een ‘wijze’ vrouw [..] die een mens kon genezen en ziek maken, een betovering op hem leggen, die geesten kon bezweren. Die eerste aanwijzingen over haar leggen de nadruk op het feit dat de bibi een bijzondere persoon is. Individuen die de macht hebben om mensen te genezen, betoveringen op te leggen en die bovenal in verband staan met de geesten zijn de dukuns, dat wil zeggen traditionele genezers of tovenaars. Ze kunnen zowel goed als kwaad verrichten omdat er op de Molukken geen specifieke positieve of negatieve waarden aan magie worden toegekend. Behalve een wijze vrouw is de bibi ook een koopvrouw. Haar beroep brengt haar op de tuin Kleyntjes waar zij haar kostbare artikelen laat zien, in de hoop ze te verkopen.

De bibi beschikt over de traditionele magische kennis. De manier waarop zij daarvan gebruikmaakt, is de contactmagie, de meest populaire vorm bij de Ambonezen. Contactmagie is gebaseerd op het principe dat ‘dingen’ die eens met elkaar zijn geweest, elkaar op afstand blijven beïnvloeden nadat hun fysieke contact is verbroken. Dit principe berust op het traditionele animistisch Alfoers geloof dat voorwerpen die de goede of slechte mana van de voorouders bezitten, invloed op de volgende eigenaar kunnen hebben. Ambonezen geloven, net als hun Alfoerse voorvaderen dat er een relatie blijft bestaan tussen iemand en iets wat van hem afkomstig is.[..]

De reden waarom de bibi een eigen servies krijgt, heeft te maken met de contactmagie. Als de bibi tot het gewone servies toegang zou hebben zou zij met gemak haar toverij op de volgende gebruiker kunnen toepassen. Zij zou bijvoorbeeld een betovering op het kopje kunnen leggen die  op de volgende gebruiker zou overslaan [..]

De bibi is voornamelijk gedreven door boze bedoelingen. Het bewijs ervan is de episode van het schelpensnoer van de berg-Alfoeren dat zij aan Himpies aanbiedt. ‘Toen de bibi die dag op de tuin aankwam waren de twee kinderen Himpies en Domingoes bij haar. Himpies stond het dichtstebij, bijna aan haar schoot en zij hield hem haar mand voor. Er lag bovenop nog een snoer van aan elkaar geregen glanzend witte schelpen- porcelana schelpen –  een paar andere snoeren had het kind er uitgenomen en omgedaan.[..]

Aan de ene kant de donkere gebogen gestalte van die vreemde oude vrouw, en zij zei aldoor zachtjes ‘mooi, mooi, mooi’, achter hem zijn donker vriendje in een donkerblauwe hansop die toekeek, en van tijd tot tijd riep: ‘Himpies niet doen, niet doen’ tegen de achtergrond van grote groene bomen en het flikkerend helle blauw van de binnenbaai  in de zon.’

Wanneer de grootmoeder deze scene onderbreekt, roept zij naar Himpies: ‘Himpies doe die kettingen af, die zijn niet van jou’[..] Daarop wendt de grootmoeder zich woedend tot de bibi:  ‘Het kind  is nog een  klein kind’ zei ze kortaf  ‘en dom!  [..]  Maar jij en ik, wij zijn oud en wij zijn niet meer dom. Wij weten -, er is ons geleerd – of zijn dit soms niet de schelpensnoeren voor de Berg-Alfoeren op Ceram voor als zij op sneltocht gaan, als zij achter een boom  staan te loeren en met een pijl schieten –  als er zoveel bloed op de grond vloeit –  [..] ‘En jij durft die schelpensnoeren hier te brengen, hier op mijn tuin, bij mij die een blanke vrouw is, een christenvrouw!, bij onze kinderen hier, die christenkinderen zijn, die niemand kwaad gedaan hebben’.[..]

Lekkerkerker, C. Land en volk van Java. Groningen, Batavia, 1938.

Maria Dermoût gebruikt gegevens uit het boek van C.Lekkerkerker wat betreft karakterisering van verschillende inheemse rassen op Java. Reinier Salverda noemt C.Lekkerkerker en zijn encyclopedisch handboek in het  artikel ‘De dingen en hun verhaal’, op deze site.* 

Loos-Haaxman, Jeanne de. Verlaat rapport Indië. Drie eeuwen westerse schilders, tekenaars, grafici, zilversmeden en kunstnijveren in Nederlandsch Indië, 162. Den Haag, 1968. noot

Jeanne de Loos beschrijft in haar boek de tochtjes die zij in 1925 met haar vriendin Maria Dermoût maakte in Batavia op zoek naar antieke meubels en portretten, over een van hun vondsten een trik trak tafel uit de tijd van Raffles gaat het verhaal ‘Het ameublement van de gouverneur- generaal’ uit de bundel Donker van uiterlijk. Ook te bekijken in de tent.cat. De Nederlandse ontmoeting met Azië 1600-1950. Samenstelling Kees Zandvliet e.a., 445. Amsterdam, 2003.Voor de Loos-Haaxman zie (www.dbnl.org. en www.damescompartiment.nl)

Meijboom-Italiaander, Jos. Javaansche sagen, mythen en legenden. Zutphen, 1924.

De magische krachten verbeeld in sagen, mythen en legenden beschreven in het boek van Jos Meijboom-Italiaander zijn ook te vinden in het hele oeuvre van Maria Dermoût. Te lezen bij Reinier Salverda.’De dingen en hun verhaal,’ het  artikel op deze site.* www.damescompartiment.nl)

Pigeaud, Theo G.Th. Javaanse volksvertoningen; een bijdrage tot de beschrijving van land en volk. Batavia, 1938.

Theo Pigeaud was een neef en vriend van Maria Dermoût. Hij schreef in de dertiger jaren in Nederlands-Indië een Javaans-Nederlands woordenboek en was geïnteresseerd in de Hindoe-Javaanse kunst, de religie, de adat en de kraton cultuur op Java. Maria vroeg hem dikwijls raad over de poesaka’s, rituele dansen en wajangvertellingen in de kraton van Djokjakarta en die gegevens verwerkte ze in haar kraton verhalen in de bundels Spel van tifa gongs en De Kist. Ook Reinier Salverda noemt Theo Pigeaud als een kenner van de cultuur en religie op Java in zijn  artikel ‘De dingen en hun verhaal’ op deze site. *Voor het omvangrijke wetenschappelijke werk van Theo Pigeaud zie wikipedia. : Nederlands en Bahasa Indonesia.

Raffles, Thomas Stamford. The history of Java. 2 dln., Londen, 1817.

De historische achtergronden, hier in The history of Java door Thomas Stamford Raffles verwoord, zijn in Dermoûts hele werk te vinden. Te lezen bij E.M. Beekman. ‘Maria Dermoût (1888-1962). Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur 1600 -1950, 332, 333, 385. Amsterdam, 1998.Verder in de tent.cat. De Nederlandse ontmoeting met Azië. 1600-1950, 447. Amsterdam, 2003 en bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût (1888-1962),154. Amsterdam, 2000.

(voor Beekman en Freriks  zie o.a. www.dbnl.org. , voor Raffles wikipedia.: vele talen w.o. Bahasa Indonesia en de biografie van Victoria Glendinning Raffles and the golden opportunity (1781-1826), Londen, 2013.)

    250px-StamfordRaffles
Portret van Sir Thomas Stamford Raffles (1781-1826), Brits gouverneur-generaal van Ned.Indië van 1811-1816. Rafflles’standaardwerk The history of Java bestaat uit veel meer dan alleen geschiedschrijving. Het is het eerste boek waarin land en volk in de ruimste zin van het woord beschreven zijn. (kitlv)

Rouffaer, G.P. ‘Beeldende kunst in Nederlandsch-Indië’ in: Bijdragen tot de taal, land en volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Den Haag, 1932.

In de loop van 1886 wordt de aandacht van de wetenschapper Rouffaer getrokken door de Hindu-Javaanse oudheden. In brieven en essays gericht aan het Bataviaasche genootschap van Kunsten en Wetenschappen beschrijft hij o.a. de ruines op het Dièng plateau en de bas reliefs van de Borobudur terug te vinden in de korte verhalen ‘De boeddharing’ en ‘De kist’ van Maria Dermoût. Ook te lezen en te bekijken in de tent.catalogus Indonesia; de ontdekking van het verleden. Samenstelling Endang Sri Hardiati en Pieter ter Keurs, 205. Amsterdam, 2005, 2006 (noot2) en bij het  artikel van Reinier Salverda. ‘De dingen en hun verhaal’, op deze site.* En de biografie van Frank Rouffaer; de laatste indische ontdekkingsreiziger. Amsterdam, 2015.

Rumphius, G.E. D’Amboinsch Rariteitkamer behelzende eene beschrijvinge van aller hande zoo weeke als harde schaalvissen etc. Amsterdam, 1705.

Zie de figuur van Rumphius en zijn werk in De tienduizend dingen en het verhaal ‘De goede slang’ uit de bundel De Sirenen waarin hij genoemd wordt. Ook na te lezen bij E.M.Beekman. ‘Maria Dermoût (1888- 1962). Het instinct van ons hart’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur 1600-1950,92-126. Amsterdam,1998. Idem. ‘Afterword and notes’ In: Maria Dermoût. The ten thousand things, 293, 294. Amherst, 1983. Idem. A different magic, what a naturalist taught a novelist. Pasadena, 2001. Zie hieronder  de gehele tekst met de cover van het boekje.

Klik om te openen

(gezien de bestandsgrootte kan dit even duren)


Verder bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût (1888-1962), 132, 134. Amsterdam, 2000  en Guus Houtzager. Het een-én- het- ander over De tienduizend dingen van Maria Dermoût, 30-32, 61. Leiden, 1991, op deze site. En bij Rob Nieuwenhuys.‘Maria Dermoût. Steeds weer aan denken’ In: Oost Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 48-60. Amsterdam, 1972  en bij Johan van der Woude. Maria Dermoût, de vrouw en de schrijfster, 68. Den Haag, 1973.( voor Beekman, Freriks en Nieuwenhuys en van der Woude  zie o.a. www.dbnl.org.,  voor Rumphius  wikipedia: vele talen w.o. Bahasa Indonesia  )

Sachse, F.J.P. Het eiland Seran en zijn bewoners. Leiden, 1907.

Zie ‘Het lied van Patinama de dode’ voorafgaande aan het verhaal ‘het kanon’ uit de bundel Spel van tifa-gongs en de *brief over F.J.P. Sachse van Maria Dermoût naar aanleiding van zijn boek en haar verhaal. Te lezen bij Johan van der Woude. Maria Dermoût. de vrouw en de schrijfster, 142-144. Den Haag, 1973. noot 2 ( voor van der Woude  o.a. www.dbnl.org. , voor Sachse wikipedia in vele talen w.o. Bahasa Indonesia)

Skeat, W.W. Malay magic. An introduction to the folklore and popular religion of the malay peninsula. Londen,1965 (1900).

De beschrijving van magische vogels in het verhaal ‘Sélo en de vogels’ uit de bundel De kist en de vogel- en zielsbezwering in de ‘Twee jade reigers’ uit de bundel De juwelen haarkam staan ook bij Skeat opgetekend. Na te lezen bij Els Bogaerts. ‘Tussen tekst en herinnering. Maria Dermoûts Java.’ Indische letteren, 15, nr. 69, 2000, 50-67, op deze site. Ook bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût (1888-1962), 341. Amsterdam, 2000  en bij Rob Nieuwenhuys. ‘Maria Dermoût. Steeds weer aan denken’ In: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 470. Amsterdam, 1972.( voor Freriks en Nieuwenhuys zie o.a. www.dbnl.org.  )

Valentijn, Francois. Oud en Nieuw Oost-Indiën vervattende een naauwkeurige en uitvoerige verhandelinge van Nederlandsche mogentheyd in die gewesten.8 dln., Dordrecht, 1724-1726.

In De tienduizend dingen en Nog pas gisteren verwerkte Maria Dermoût gegevens uit Valentijn’s encyclopedisch werk. In het verhaal ‘De goede slang’, oorspronkelijk ‘De slang van Louisa en dominee Valentijn’ uit de bundel De Sirenen wordt hij geciteerd evenals in de verhalen ‘Het kanon,’ ‘ Koning Baâboe en de veertig jongelingen’ en ‘De boom des levens’ uit de bundel Spel van tifa gongs. Na te lezen bij  E.M. Beekman. ‘Maria Dermoût (1888-1962). Het instinct van ons hart.’ In: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur 1600-1950, 129-155. Amsterdam, 1998 en Els Bogaerts. ‘Tussen tekst en herinnering. Maria Dermoûts Java.’ Indische letteren, 15, nr. 69 ( 2000), 50- 67, op deze site. Ook bij Kester Freriks. Geheim Indië Het leven van Maria Dermoût 1888-1962, 141, 212, 226. Amsterdam, 2000  en Rob Nieuwenhuys. ‘Maria Dermoût. Steeds weer aan denken.’ In: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden, 48-61. Amsterdam, 1972 en bij Johan van der Woude. Maria Dermoût de vrouw en de schrijfster, 104, 243. Den Haag, 1973.( voor Beekman, Nieuwenhuys, Freriks en van der Woude zie o.a. www.dbnl.org. )

p-090

Titelblad van Oud- en Nieuw Oost-Indiën van Francois Valentijn (1666-1721), een lijvig geschiedenisboek met wonderlijke verhalen. Valentijn was predikant, bijbelvertaler en geschiedschrijver.      (kit) Wij wonen op Ambon en ik heb Valentijn cadeau gekregen, drie dikke delen in een geel papierenomslag met zwarte ouderwetse letters en krullen bedrukt.. Ik lees er veel in en leg het weg want hij is zo eigengereid, zo huichelachtig, zoveel van Rumphius gestolen’ (‘De goede slang’ uit de bundel De Sirenen)

 

 

Ver Huell, Q.M.R. Herinnering van eene reis naar de Oost-Indiën. 2dln., Haarlem, 1835-1836.

Zie het verhaal ‘De juwelen haarkam’ met de figuur van Ver Huell onder de naam Quirien uit de gelijknamige bundel. Johan van der Woude beschrijft hoe zij zich verdiepte in de historische figuur Q.M.R. Ver Huell in: Maria Dermoût, de vrouw en de schrijfster, 171-174. Den Haag,1973. Ook bij Kester Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût 1888-1962, 259, 331.Amsterdam, 2000 en  in het  oosters romantisch historisch tafreel  van Q.M.R. Ver Huell. Christina Martha; toegelicht door Hans Straver. Hilversum, 2013 waarin de hoofdfiguur van De juwelen haarkam voorkomt. ( voor Freriks en van der Woude o.a. www.dbnl.org.,)

p-6-foto

Ik wil iets schrijven over een van de Ver Huells- niet de admiraal en ook niet de tekenaar- een zee officier die de Molukse opstand van 1817 meemaakte en daarover schreef en tekende’ (Maria in een brief aan Alice von Eugen,25.1.1954) Ver Huell maakte meer dan honderd aquarellen van onbekende schelpen en vissen, van vlinders en apebroodbomen. Hij beeldde zichzelf vaak af te midden van de exotische flora. Hij zit dan op een boomstronk met zijn vlindernetje onder handbereik en natuurlijk potlood en papier.

Vries, G. de. Bij de berg-Alfoeren op West-Seran, zeden en gewoonten en mythologie van een oervolk. Zutphen, 1927.

Zie de beschrijving van de berg-Alfoeren in De tienduizend dingen waarover de auteur hierachtergrondinformatie geeft. Zie verder het artikel van Marie Hélène Thiam. ‘Een wereld vol geesten. Het Moluks animistisch volksgeloof.’ Indische letteren 15, nr. 69 (2000):68-78.

 

Wall, V.I. van de. De Nederlandse oudheden in de Molukken. Batavia, 1928.

Zie de beschrijving van het echt bestaande huis van de tuin Kleyntjes beschreven in De tienduizend dingen op Ambon dat van de Wallzo typeert ‘Het voornaamste landhuis van den tegenwoordige tijd is het buitenverblijf katie katie (klein in het maleis) aan de overzijde der stad Ambon gelegen [.. ] dit huis is inderdaad van ongemeene bekoring. Maar het is niet alleen vermaard om den mooien aanleg en idyllische plekjes, maar ook in de eerste plaats om de fraaie collecties Oud Chinees porselein, oude meubelen en koperwerk, die het herbergt.’ Te lezen bij Kester Freriks. Geheim Indië Het leven van Maria Dermoût (1888-1962), 346. Amsterdam, 2000. ( voor Freriks o.a. www.dbnl.org. )

Wallace, Alfred Russel. Het Maleise eilandenrijk. Amsterdam, 1996. ( 1869).

De beschrijving van land en volk in de Indische archipel hier uitgebreid beschreven vindt men terug in Dermoût’s hele werk. Te lezen bij Kester Freriks. Geheim Indië Het leven van Maria Dermoût 1888-1962, 338. Amsterdam, 2000.( voor Freriks zie o.a. www.dbnl.org.,  voor Wallace zie wikipedia. in meer dan 30 talen w.o. Bahasa Indonesia) noot 4

noot 1 Dit boek dat na Dermoûts dood verscheen, is in dit overzicht van door haar geraadpleegde werken geplaatst omdat Jeanne de Loos over tochtjes in Batavia verhaalt, die zij in c. 1925 maakte met haar vriendin Maria Dermoût.

noot 2 De tentoonstelling over het culturele erfgoed van Indonesië wordt samengesteld uit de collecties van het Rijksmuseum voor volkenkunde in Leiden en het Museum Nasional Indonesia  in Djakarta, erfgenaam van het Museum van het vroegere Bataviaasche Genootschap.

noot 3 Vijfentwintig juli 1953 schrijft ze aan Querido: ’Moet de tekst van ‘Het kanon’ niet nog eens goed nagekeken worden? Het landkaartje zal ik je dan in ieder geval opsturen. Kreeg je toestemming voor Het lied van Patinama de dode of wil ik het in Den Haag rechtstreeks aan de Heer Sachse vragen? Want dat wil ik er perse in hebben.’

De bewuste Heer Sachse was een zeer gedecoreerde generaal majoor van het KNIL (hij was o.a. de drager van het kruis voor belangrijke krijgsverrichtingen met de gesp van Atjeh, Ceram en Nieuw Guinea), die in 1899 in het Indische leger toetrad en in 1908 bij de topografische dienst kwam. Hij had vele expedities geleid onderandere naar Nieuw Guinea, Hollandia werd onder zijn toezicht gesticht. Het eiland Ceram heeft hij helemaal in kaart gebracht en hij schreef het boek Seran en zijn bewoners waarin het lied van Patinama vermeld staat. Maria had Sachse al in de jaren twintig in Semarang ontmoet en was erg onder de indruk van zijn historische kennis. Later, in 1954 dus, kreeg ze toestemming van hem om het rouwlied in haar boekje op te nemen. Het stamt uit de 17e eeuw toen Ceram ook wel Seran of Sial genoemd werd verwoest door de O.I. compagnie, die het alleenrecht van de kruidnagelhandel wilde bezitten.

Toen het verhaal uitkwam schreef generaal Sachse haar Vergun mij een handkus om U te danken voor dit treffelijk geschenk. Mij trof vooral de mystieke wijze waarop U het ritme van Het Lied van Patinama wist te weven door de belevenissen van die soldaat bij het kanon.’

noot 4 Alfred Russel Wallace (1823-1913) was een belangrijke ontdekkingsreiziger, geograaf, bioloog en antropoloog, die een bijdrage leverde samen met Darwin over de theorie van de evolutie door natuurlijke selectie. Toen hij terugkwam van zijn grote reis door de Indische archipel schreef hij zijn imposante boek The Malay Archipelago

* Alle verwijzingen naar het artikel van Reinier Salverda. De dingen en hun verhaal zijn ook te lezen in de bundel van Michiel van Kempen, Piet Verkruysse en Adrienne Zuiderweg. Wandelaar onder de palmen. Opstellen over koloniale en postkoloniale literatuur, 213-226. Leiden, 2004.