Over Maria Dermoût

test scan 2053 

Maria op haar negentiende verjaardag, Pati, 1907  (privé bezit )

Op Java, ergens op midden-Java, tussen de bergen Lawoe en Wilis in, maar dichter naar de kant van de Lawoe toe, lag diep in een ommuurde tuin onder donker groene bomen een huis.’  ( Nog pas gisteren)

krt-java   krt-archipeloost
kaart Java   (kitlv)   Kaart Molukken        (kitlv)

Karakteristiek van haar werk

Haar romans en verhalen spelen zich in Indonesië af, dat wil zeggen in het vooroorlogse Indië van Java en de Molukken. De boeken van Maria Dermoût zijn doortrokken van een oosterse sfeer, niet alleen door de beschrijving van de inheemse mensen, dieren, planten en dingen, maar ook door het gebruik van Indische bronnen, geschreven en gesproken overleveringen. Bijvoorbeeld die van de naaister Louisa op Ambon over wie Dermoût aan haar uitgever liet weten: ‘Die vertelde over de koralen boom van de zee met de kreeft eronder en de slang met de karbonkelsteen, dat moet ik toch nog eens opschrijven.’ Aan dergelijke gesproken bronnen dankte Dermoût ook haar bijzondere stijl die bestaat uit veel korte zinnen, herhalingen en pauzes waarin de spanning wordt opgevoerd. Ook hier overheerst de oosterse invloed van de inheemse orale vertelkunst die Dermoûts werk zo uniek maakt.

Van maart 1910 tot en met maart 1914 verbleef Maria Dermoût op Ambon waar haar man Isaac voorzitter van de landraden was. In deze jaren waarin haar echtgenoot veel op dienstreis moest, verdiepte de schrijfster zich in alle facetten van de Molukse eilanden en maakte aantekeningen die zij veertig jaar later zou gebruiken voor haar literaire werk. Ook sloot zij vriendschap met Carolina  Hendrika van Aart die in Ambon-stad een hotel dreef en het landhuis katé katé (klein) bewoonde. Mevrouw van Aart liet haar kennismaken met de werken van Georg Everhard Rumphius (1627-1702) die de flora en fauna van de Molukken op wetenschappelijke en poëtische wijze had beschreven.

300px-COLLECTIE_TROPENMUSEUM_Het_voormalige_huis_van_Rumphius_op_Ambon_TMnr_10017505 

Het voormalige huis van Rumphius op Ambon ( kitlv)

                    p-032

Ambon was een van de oudste Europese nederzettingen in Zuid-Oost Azië, ontdekt door de Portugezen in 1498. Het eiland was belangrijk vanwege de specerijen die er groeiden: kruidnagel, peper, nootmuskaat en foelie, eerst in het wild en later in de ‘tuynen’ die Maria Dermoût liet herleven in haar grootste roman De tienduizend dingen. Daarin greep zij terug op Molukse bronnen en haar eigen Molukse ervaringen. Voor de hoofdfiguur in de roman, Felicia ofwel ‘mevrouw van Kleyntjes’, stond mevrouw van Aart model en haar zoon Cornelis.

van Aart-Boers ca. 1905

Cornelis van Aart, zoon van  Carolina van Aart, met zijn vrouw en  daarachter de bedienden, Ambon c.1905. Cornelis stond model voor Himpies in De tienduizend dingen. ( foto collectie Hans van der Woude)

Maria Dermoûts debuut Nog pas gisteren verscheen in 1951. Het werd gepubliceerd toen de schrijfster in Nederland was teruggekeerd en gaat over haar Indische jeugd op een  afgelegen suikerplantage op midden Java. Behalve de romans Nog pas gisteren en De tienduizend dingen (1955) publiceerde Dermoût nog een aantal verhalenbundels:  Spel van tifa-gongs (1954)  met historische ondergrond zoals ze schrijft ‘ eigenlijk een fantastisch verhaal met de feitelijke geschiedenis versterkt.’ Deze wordt gevolgd door De juwelen haarkam (1956): verhalen over ‘bezielde voorwerpen’ een kam, een koperen danseres, een ring, een armband en twee vogels van jade. ’Deze dingen hebben stuk voor stuk een eigen geschiedenis, een eigen leven zoals de levende mensen aan wie ze tijdelijk toebehoren en zij zijn ergens op hun wijze even essentieel voor de loop van de vertelling.’ Twee jaar later in 1958 verschijnt de bundel De kist: kraton verhalen over de geschiedenis van de vorsten op Java en de rijken van Mataram. In 1963 wordt de bundel De Sirenen postuum uitgegeven, ook hier weer ‘bezielde dingen en dieren.’ Het titelverhaal gaat over zeekoeien, goedaardige mythische dieren die hier sirenen heten en verleidelijk zingen, in de laatste, ook postuum uitgegeven bundel Donker van uiterlijk (1964) zijn twee Indische familieverhalen opgenomen waarin de verhouding tussen europeanen en mensen uit het  oosten centraal staat.

Bron  o.a. www.literatuurgeschiedenis.nl